Het mentorschap is bedoeld voor volwassen mensen met bijv. een psychische stoornis, dementerende, verslaafde of verstandelijk beperkte mensen maar ook mensen met niet aangeboren hersenletsel.
Als een persoon niet (meer) in staat is zijn eigen belangen op gebied van welzijn, verzorging, verpleging, huisvesting of medisch handelen goed te behartigen is het wenselijk dat hij of zij hierbij wordt ondersteund. In de meeste gevallen is een familielid de aangewezen persoon om deze taak op zich te nemen, maar het kan ook zijn dat er geen familie meer is of de familie deze taak niet op zich kan of wil nemen. In dat geval kan de kantonrechter een mentor als wettelijk vertegenwoordiger benoemen.
De mentor neemt, zoveel mogelijk in overleg en samen met de cliënt, de beslissingen. Bijvoorbeeld als iemand moet kiezen tussen wel of niet zelfstandig blijven wonen, als het gaat om een medische behandeling of juist het stoppen daarvan.
De mentor neemt beslissingen op persoonlijk vlak en heeft bij het vervullen van die taak de plicht om de betrokkene zoveel mogelijk zelf te laten beslissen en om een zelfstandig optreden van de betrokkene te bevorderen. De mentor heeft tot taak om ook op andere gebieden op het persoonlijke vlak de belangen van iemand in de gaten te houden en hem raad te geven. Bijvoorbeeld over de vraag of een echtscheiding moet worden aangevraagd of over de omgang met bepaalde mensen.
De mentor heeft alle bevoegdheden die hij in het belang van zijn taak nodig heeft. Hij kan echter niet beslissen in hoogstpersoonlijke aangelegenheden (zoals het opmaken van een testament). De mentor kan zich wel mengen in een relatie van de betrokkene, als die een negatief effect op de betrokkene heeft.
In het verlengde van de verantwoordelijkheden van de mentor ligt het voor de hand dat hij, bij overlijden van de betrokkene, de begrafenis of crematie regelt. Met name wanneer de betrokkene geen partner of familieleden heeft en er geen executeur-testamentair is benoemd.
Mentorschap kan worden aangevraagd door:
- de betrokkene zelf;
- de partner van de betrokkene;
- familieleden van de betrokkenen tot in de 4e graad. Dit zijn ouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen, broers, zussen, ooms, tantes, neven en nichten;
- de officier van Justitie. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld omdat er geen familie meer is.
Het mentorschap kan ook nog door de instelling of woonvoorziening waar iemand verblijft worden aangevraagd.